Je stem opbouwen.

Nog een blogje over het nut en niet-nut van zangtechniek. Een aantal docenten zullen mij graag schoppen. Ik vind zangtechniek namelijk zwaar overgewaardeerd. Als je veel zangdocenten moet geloven kun je alleen maar zingen als je techniek goed is. Maar wat is dat dan? Waar voel je dat dan aan als je onder de douche lekker staat te galmen en er BLIJ van wordt?

Een ex-collega van me had als ‘methode’ dat een stem eerst opgebouwd moest worden, alvorens er gezongen kon worden. Je stem bouwde je volgens haar op met veel oeoeoeoe, aaaaaaaa, ooooo en ieeeeee zingen. Ooit een lied gehoord dat zo gaat? Ik ook niet.

Ik snap het nog niet. Je hebt een lijf. Met een ademsysteem. En stembanden. Die kunnen al vanaf het moment dat je geboren wordt samenwerken en klank maken. Zo tussen je eerste en tweede levensjaar worden de klanken woorden. Met mijn jongste dochter – nu een jaar en vier maanden – zit ik ook elke vrijdagochtend bij ‘muziek op schoot’. Daarvan wordt het grootste deel gezongen. Ik ga ervan uit dat mijn dochter blijft zingen. Op de peuterspeelzaal. Hier thuis. Op school.

En dan zou ze op haar vijftiende op zangles gaan en eerst haar stem op moeten bouwen. HUH? In mijn lessen komt zangtechniek niet op de eerste plaats. In mijn eigen groei naar wie ik nu als zangeres en docente ben heeft zangtechniek me eerder tegen gehouden dan bijgestaan. Ademsteun. Ik kreeg dat fenomeen ook op het conservatorium niet voor elkaar. Pas toen ik in eindhoven bij een specialist kwam die mij wat zangtesten afnam kwam ik erachter hoe ademsteun ongeveer werkte. Vanuit ONTSPANNING! Mijn buikspieren stonden permanent strak.

Veel zangdocenten leggen naar mijn ervaring steeds maar de nadruk op spanning. Wérken! Wat een kwatskoek, zeg! Als voor jouw neus een klein kind de weg op rent, roep je vanuit een impuls zo hard als je kunt. Gaat helemaal vanzelf. Dan denk je niet eerst: ‘hmmm, even mijn middenrif omlaag bewegen en mijn flanken uitzetten. Dán mijn ademsteun eronder…’ Dan is dat kind al lang aangereden. Wanneer je vanuit zo’n impuls hard roept, doet je lijf exact wat het moet doen om dat geluid te ondersteunen. Ga je datzelfde in de les doen en het zingen noemen, dan zou je ineens heel hard moeten werken? En je buikspieren overtime bezorgen? Vind ik niet.

Zo ook al die zangtechnieken in boeken. Die maken dat je voor je geluid gaat maken al na moet denken over wat er precies op welke lettergreep uit moet komen. Ik vind dat niet. Ik vind dat je eerst moet leren voelen wat je al lang kunt. Eerst zíngen. Zoals je doet als je jong bent en nog nergens over nadenkt. Dán ga je benoemen wat je aan het doen bent. Dan weet je namelijk wat je goed doet. En als het je lukt om dat zingen net zo ontspannen en fijn te doen als wanneer je onder de douche staat te galmen, terwijl je je daar heel bewust van bent. Dán pas maken we er zangtechniek van. Dan pakken we de kleine dingetjes die net niet lekker zitten – die de stroom onderbreken – aan. Vaak met een of twee hele simpele tipjes op het gebied van de juiste klinker gebruiken in combinatie met het volume dat je in gedachten hebt. Gevoel komt eerst! Als je het juiste gevoel weet op te roepen op het juiste moment, dán heb je zangtechniek. Dan ondersteunen al de juiste spieren jouw muzikale bewegingen. Zing je technisch perfect, zonder te voelen wat je zingt, dan ben je een leeg hulsje.

Er is niks zo saai om naar te kijken en luisteren als dat!