Snoepwinkel.

De chaos! De tweeling is anderhalf nu en Sarah drieënhalf. De tijd van koude thee en lauwe koffie (want die heeft echt meer prioriteit na aanschaf van een machine die goddelijke koffie maakt) is nog niet voorbij. Het komt regelmatig voor dat ik me ruim na het ontbijt realiseer dat ik mezelf vergeten ben. Dan smeer ik een boterham voor mij en net wanneer ik klaar ben, is ook een van de kinderen klaar en dan geef ik ‘m maar weer weg. Hoe het kan dat dat ook rustig gebeurt wanneer ik van tevoren zes boterhammen gesmeerd heb voor die hongerige wezentjes, is mij een raadsel.

In dit gezin is tijd een dingetje. Er is gewoon zo ontzettend weinig van. Ja, ik hou van mindfulness. Nog steeds. Ik kan doorgaans prima accepteren dat het is zoals het is. Zonder oordeel kijken. En zonder oordeel gruwelijk balen dat er maar zo weinig tijd is.

Ik leef namelijk in een snoepwinkeltje. Ik volg graag van die online dingetjes van zakenvrouwen die het gemaakt hebben. Alternatieve therapeutes die de waarheid verkondigen en menen de sleutel van een waar en gelukkig leven te hebben.

Maar elke keer als ik dan weer iets lees of zie of hoor herken ik weinig: livin’ the dream hier. Ik doe werk wat ik met zoveel liefde doe dat ik het nog nooit als werk gezien heb. Al die bijscholingen en cursussen die ik gevolgd heb zijn even zo makkelijk weer meegestroomd met wat ik al aan het doen was. Alles is trilling en wat is het summum van heerlijke trilling: muziek! Mijn hart en ziel in wat ik doe. Dus ik hoef niet gefixt te worden. Ik hoef niks aan te passen om een burnout te voorkomen.

Ik wil alleen zoveel!!! Met de opleiding tot sensi-therapeute, wat al jaaaaaren geleden lijkt, maar nog maar nauwelijks vijf jaar geleden is, is er iets in mij wakker geworden. Toen ik mijn eerste Quantum Touch cursus volgde, is dat kleine vlammetje minstens een bosbrand geworden en mijn honger naar leren is enorm. Zeker nu ik echt helemaal ontzwangerd ben en ik mijn mateloze energie van voor Sarah weer terug heb.

Op dit moment staat er een heerlijke kop kruidenthee naast me. Gemaakt met vers geplukte kruiden, waarvan ik ook nog weet dat ze je lever helpen om je lijf lekker schoon te houden. Gevolg van een kruidencursus waar ik nu mee bezig ben.

Joosje Jochems, een van de beste zangeressen die ik ken, geeft in april een opfriscursus CVT en jawel, ik ben erbij! In mei ga ik mijn eerste level Thetahealing cursus doen. Ondertussen heb ik zangles van Alberto ter Doest – echt, wat een opperdocent, ik ben fan!!! En ik ga bij hem de opleiding tot Universal Voice Master volgen komend schooljaar. Mijn verlanglijstje is vele malen langer, maar ik wil ook de beste mama voor mijn kinderen zijn en een leuke vrouw voor mijn fantastische man.

Het leven is een snoepwinkeltje! Ik hoop zoveel mogelijk mensen te laten meegenieten!!

 

Petra.

Lola

Therapeuten hebben ook euvels. Geloof me. Meestal merk je dat niet, omdat ze zoveel weten van dat waar jij voor komt. Of heel goed kunnen doen alsof ze zoveel weten. Of heel goed kunnen doen alsof ze geen euvels hebben. De reden dat ik zoveel weet van faalangst en aanverwante angsten, is omdat ik er zelf meer last van gehad heb dan ik bij de gemiddelde cliënt tegenkom.

Ik heb twee weken geleden een paard gekocht. Gewoon omdat het er weer tijd voor was. Ik heb vier jaar geleden mijn paard Sjuul verkocht vanwege de zwangerschap van Saar en dat bleek een prima zet. Ik heb vier jaar niet paardgereden, of überhaupt gelegenheid gehad om paard te rijden met al die zwangerschappen. Elk jaar krijg ik van Sjuuls nieuwe mens een paar foto’s, waarop hij heel gelukkig kijkt. Ze is minstens zo dol op hem als ik en waar hij met ons andere paard echt niet graag in de wei stond, heeft hij nu een hele lieve vriendin van hetzelfde merk.

Toen ik een paar weken geleden besloot dat ik weer een paard wilde, was het eigenlijk zo gedaan. Ik wilde géén Fjord, want dat was Sjuul ook. En ik wilde géén merrie, want die hebben last van wisselende hormonen en dus humeurtjes. Geen zin in. Aangezien de kosmos het woord ‘niet’ niet in het vocabulaire heeft, heb ik nu dus een Fjordenmerrie. Lola. Liefde op het eerste gezicht. Ik kan niet anders zeggen.

Mijn ervaring met dat soort overhaaste beslissingen – ik ben geen tweede keer gaan kijken, ik heb maar kort in de rijbak op haar gereden en meteen besloten dat dat haar moest worden – is dat het je iets gaat leren.

Op de eerste buitenrit was het raak. Ze wil snel. Ik heb expres een ouwe sok van 23 jaar gekocht om op omawijze lekker in het bos te hobbelen en er is niks oma aan Lola. Ze is een jeugdige deerne, duidelijk héél blij om in het bos te mogen zijn en ze kijkt haar ogen uit. En wil heel snel naar die volgende bocht om te zien wat er te zien is.

O mijn hemel!

Ik had geen controle. Voor mijn gevoel dan. Want heel analytisch gekeken deed ze echt niks meer dan snel lopen en wat ongeduldig zijn. Ze schrok nergens van. Ze maakte geen rare bewegingen. Maar ze drukte mijn knoppen in. Die waarvan ik dacht dat ik ze al lang kwijt was. Onschadelijk gemaakt door lessen die ik al lang geleerd heb.

Ik voelde me machteloos. Zo machteloos dat ik afgestapt ben en het gevecht op de grond maar verder gevoerd heb. Want een paard is een spiegel. En Lola is een dame van respectabele paardenleeftijd die besloot dat als ik dan niet óverduidelijk de leider ging zijn, zij dat wel even zou doen. Concreet: zij wilde voorop lopen en wilde het liefst door mij heen. Ik heb letterlijk moeten vechten voor mijn plek. Ik heb met mijn staart gezwiept dat het een lieve lust was. En ik weet genoeg van paarden dat je je plek écht niet op kunt geven, want dan heb je een probleem. Ik heb dus de hele terugweg gevochten. En dat gevecht is in mijn hoofd gaan groeien tot het punt waarop ik mijn oude tactiek wilde inzetten: wegwezen!

Maar ik heb wel geleerd van vorige knopjes die ingedrukt zijn. Ik heb vooral ook heel veel geleerd van leerlingen en cliënten die bij mij komen met hetzelfde euvel.

Als mijn knopjes ingedrukt worden, kan ik dat ook gaan onderzoeken. Als mijn paard mijn spiegel is, kan ik misschien wel heel erg veel leren. En dingen leren is niet persé altijd leuk. Het is confronterend. En je wordt gedwongen eerlijk te zijn. Eerlijk zijn is het engste wat er is. En het bevrijdendste. Als je durft te zien wat er is, kun je gaan kiezen: hou ik dit, levert dit mij iets op? Of kies ik iets anders?

In mijn geval is vechten voor mijn plek een hele dikke rode draad in mijn leven. Ik ga deze knopjes vol goede moed onschadelijk maken, met hulp van mijn spiegel:

 Lola.

Vocale CPU – zingen en opgroeiende kinderen.

Vocale CPU.

CPU is een computerterm: Central Processing Unit. Hoe meer CPU, hoe meer taken je computer tegelijk kan uitvoeren. Weinig CPU leidt tot vastlopen, niet of incorrect uitvoeren van taken, frustratie van de gebruiker.

Wat heeft dit met zingen te maken?

Wel. Ik merk in mijn praktijk dat er regelmatig dingen van opgroeiende kinderen verwacht worden die niet redelijk zijn. Zingen is complex. Complex met een hoofdletter C zelfs. Dat vergt een CPU dat opgroeiende kinderen nog niet hebben. Om een gewenste klank op een gewenste toonhoogte, met het gewenste volume en de gewenste intensiteit ten gehore te brengen, is veel hersenactiviteit nodig, welke leidt tot aansturen van de juiste spieren in het lichaam. En als dat goed gaat, hoor je iemand prachtig zingen.

Ik ga even in vogelvlucht door die activiteiten:

Fysiek: Je ademt in, nadat je voldoende uitgeademd hebt (iets wat nogal eens vergeten wordt!). Dit moet niet teveel zijn, want dan sta je op klappen, maar ook niet te weinig, want je wil je eerste zin wel graag doorkomen zonder blauw aan te lopen. Gedoseerd dus, met een goede inschatting van de hoeveelheid adem die je ongeveer nodig gaat hebben voor het te zingen stukje.

Dan stuur je die adem gedoseerd naar je stembanden die je aanspant op de manier die past bij de sfeer en het volume van wat je te zingen hebt. Spieren die je stembanden aansturen, dienen uitsluitend dát te doen: de klank moet vrij kunnen stromen. De klank die je maakt, reist vanaf je stembanden door de holtes van kaak en mond om bij je lippen de uiteindelijke vorm/klank te hebben. ALLES wat je doet (met je tong, je kaak, je gehemelte en strotklepje etc..) heeft invloed op je klank.

Om te maken wat je wilt maken aan geluid, de klank, het volume, de intensiteit, de woorden, de toonhoogte en wat je maar kunt verzinnen dat bij zingen hoort, moet je een goed voorstellings- en zelfreflectief vermogen hebben. Je moet kunnen nadenken over de vraag: doe ik wat ik dénk dat ik doe? Klinkt wat ik zing zoals ik bedoel dat het moet klinken? Wat zou ik willen veranderen? Hoe zou ik dit kunnen veranderen? Dat zijn behoorlijk volwassen vragen. En dan laat ik het fenomeen faalangst en prestatiedrang nog buiten beschouwing. Zingen is ook een psychologische uitdaging!

Ik heb in mijn jaren als zangdocente al heel veel kinderen ook tijdens de puberteit op les weten te houden. Gelukkig! Want als je stem verandert – en dit gebeurt bij meisjes net zo hard als bij jongens – is het maar al te verleidelijk om een veiliger passie te kiezen. Bij zingen sta je naakt. Je bént het instrument, in plaats van dat je een instrument hébt.

Jonge kinderen ontwikkelen zich in golven. Onderwijsvormen zoals het antroposofisch en Montessori onderwijs, zijn volgens dat principe ingedeeld. Veel reguliere vormen van onderwijs niet. Je hebt als kind maar gewoon je huiswerk te maken. Taal, wanneer je eigenlijk even het liefst de hele tijd met cijfers zou willen toveren en rekenen, wanneer je het liefst de hele dag zou willen lezen en schrijven. Hersenen kunnen daar niks mee! Ik durf dat systeem pure kindermishandeling te noemen.

Hersenen bestaan uit heel veel delen die allen een klein stukje van ons zijn beslaan. Bij een opgroeiend kind heeft dan weer het gedeelte dat graag rekent een groeispurtje en dan weer het gedeelte wat met taal te maken heeft. Wanhoop niet, doorgaans zijn die hersenen op je 25e wel af en zijn alle te ontwikkelen gedeeltes prima gelukt.

Juist vanwege de golfsgewijze ontwikkeling van die stem, kun je van kinderen tot 15, 16, 17 helemaal niet verwachten dat alle kwartjes vallen. En dat ze alle dingen die ze leren, allemaal tegelijk op elk gewenst moment in kunnen zetten. Elk kwartje dat moet vallen kun je apart trainen. Ik besteed in de lessen aandacht aan alles wat ik kan bedenken: van adem tot wat je met je strot kan, van theoretische dingen, tot puur voelen en van zingen tot filosofie.

Je hoort als geroutineerd docent aan je jonge(re) leerling te merken (of je vraagt het gewoon) waar op dat moment de ontwikkeling zit die vraagt om voeding. En voeding is ook gewoon enthousiast zijn over alles wat al lukt. Ookal zijn er dingen die op dat moment niet lukken. Die komen wel wanneer dat stukje ontwikkeling aan de beurt is. Ik zal NOOIT een hele les besteden aan dat éne dingetje wat maar niet op zijn plek wil vallen. Valt het kwartje na drie keer proberen (met uitleg van mij uiteraard!) nog niet, dan is het er de tijd niet voor.

Uiteindelijk – na die eerste puberjaren, waarin het ineens ook nog eens heel belangrijk wordt wat anderen van je denken en of je wel voldoet aan vermoedelijke verwachtingen van anderen – vallen alle kwartjes die je er als zangdocent(e) in de loop van de tijd ingegooid hebt, allemaal tegelijk. En dat is mágisch!

Neem een aantal dingen van me aan:

In de puberteit ga je vals zingen. Of je jongen of meisje bent, je ontwikkeling gaat in golven. De ene week klink je als een klokje en dan BAM! Er is maar één oplossing: blijf zingen alsof er niks aan de hand is. Je spieren die nou eenmaal millimeterwerk moeten verzetten om te zingen, moeten de nieuwe afstemming vinden. Hoort erbij. Laat je niet gek maken!

Het gaat over. Het komt goed. En wat er dan aan stemgeluid tevoorschijn komt, had je niet kunnen dromen toen je nog jonger was! Beloofd!

Blijf terug gaan naar waarom zingen zo leuk is. Niet om het presteren, maar om de fijne gevoelens die erbij komen kijken. Omdat je heel graag liedjes van je favoriete artiest zingt, omdat je het verhaal dat iemand vertelt in een lied herkent en ook wil vertellen. Omdat je zelf graag liedjes schrijft. Het maakt niet uit. Blijf je altijd bewust van hoe LEUK het is om te zingen. Zelfs van vals zingen krijg je lekkere feel-goodstofjes in je lijf. Zing door en hou je niet in!

Voor ouders: geef NOOIT negatieve feedback. NOOIT! In de ontwikkeling hoort af en toe scheef gaan erbij. Dat mag nooit reden zijn om commentaar te geven. Geef ook geen overdreven complimenten. Zoon- of dochterlief weet het heus wel wanneer het eens niet zo lekker klonk. Ongefundeerde complimenten zijn net zo schadelijk als negatieve feedback: je wordt niet serieus genomen. Wil je er als ouder iets over zeggen, maar weet je niet wat? Probeer eens een vraag: wat vind je er zelf van? Hoe ging het? Vond je het leuk om op te treden? Of als het echt niet zo goed ging, benoem dan dat kleine dingetje dat wél goed ging. Dat Junior niet opgaf. Of er mooi uitzag. Maar ben eerlijk zonder negatief te zijn.

 

Petra Honing.

Je stem opbouwen.

Nog een blogje over het nut en niet-nut van zangtechniek. Een aantal docenten zullen mij graag schoppen. Ik vind zangtechniek namelijk zwaar overgewaardeerd. Als je veel zangdocenten moet geloven kun je alleen maar zingen als je techniek goed is. Maar wat is dat dan? Waar voel je dat dan aan als je onder de douche lekker staat te galmen en er BLIJ van wordt?

Een ex-collega van me had als ‘methode’ dat een stem eerst opgebouwd moest worden, alvorens er gezongen kon worden. Je stem bouwde je volgens haar op met veel oeoeoeoe, aaaaaaaa, ooooo en ieeeeee zingen. Ooit een lied gehoord dat zo gaat? Ik ook niet.

Ik snap het nog niet. Je hebt een lijf. Met een ademsysteem. En stembanden. Die kunnen al vanaf het moment dat je geboren wordt samenwerken en klank maken. Zo tussen je eerste en tweede levensjaar worden de klanken woorden. Met mijn jongste dochter – nu een jaar en vier maanden – zit ik ook elke vrijdagochtend bij ‘muziek op schoot’. Daarvan wordt het grootste deel gezongen. Ik ga ervan uit dat mijn dochter blijft zingen. Op de peuterspeelzaal. Hier thuis. Op school.

En dan zou ze op haar vijftiende op zangles gaan en eerst haar stem op moeten bouwen. HUH? In mijn lessen komt zangtechniek niet op de eerste plaats. In mijn eigen groei naar wie ik nu als zangeres en docente ben heeft zangtechniek me eerder tegen gehouden dan bijgestaan. Ademsteun. Ik kreeg dat fenomeen ook op het conservatorium niet voor elkaar. Pas toen ik in eindhoven bij een specialist kwam die mij wat zangtesten afnam kwam ik erachter hoe ademsteun ongeveer werkte. Vanuit ONTSPANNING! Mijn buikspieren stonden permanent strak.

Veel zangdocenten leggen naar mijn ervaring steeds maar de nadruk op spanning. Wérken! Wat een kwatskoek, zeg! Als voor jouw neus een klein kind de weg op rent, roep je vanuit een impuls zo hard als je kunt. Gaat helemaal vanzelf. Dan denk je niet eerst: ‘hmmm, even mijn middenrif omlaag bewegen en mijn flanken uitzetten. Dán mijn ademsteun eronder…’ Dan is dat kind al lang aangereden. Wanneer je vanuit zo’n impuls hard roept, doet je lijf exact wat het moet doen om dat geluid te ondersteunen. Ga je datzelfde in de les doen en het zingen noemen, dan zou je ineens heel hard moeten werken? En je buikspieren overtime bezorgen? Vind ik niet.

Zo ook al die zangtechnieken in boeken. Die maken dat je voor je geluid gaat maken al na moet denken over wat er precies op welke lettergreep uit moet komen. Ik vind dat niet. Ik vind dat je eerst moet leren voelen wat je al lang kunt. Eerst zíngen. Zoals je doet als je jong bent en nog nergens over nadenkt. Dán ga je benoemen wat je aan het doen bent. Dan weet je namelijk wat je goed doet. En als het je lukt om dat zingen net zo ontspannen en fijn te doen als wanneer je onder de douche staat te galmen, terwijl je je daar heel bewust van bent. Dán pas maken we er zangtechniek van. Dan pakken we de kleine dingetjes die net niet lekker zitten – die de stroom onderbreken – aan. Vaak met een of twee hele simpele tipjes op het gebied van de juiste klinker gebruiken in combinatie met het volume dat je in gedachten hebt. Gevoel komt eerst! Als je het juiste gevoel weet op te roepen op het juiste moment, dán heb je zangtechniek. Dan ondersteunen al de juiste spieren jouw muzikale bewegingen. Zing je technisch perfect, zonder te voelen wat je zingt, dan ben je een leeg hulsje.

Er is niks zo saai om naar te kijken en luisteren als dat!

Handleiding voor ouders/verzorgers van kinderen met faalangst.

Als ouder wil je je kinderen het liefst behoeden voor alles wat negatief is. Je houdt een hele tijd hun hand vast, maar op een gegeven moment gaan ze dingen doen zonder jou. Je hoort hoe het was op school. Op het dansclubje. Turnclubje. En je moet er maar op vertrouwen dat je kind in goede handen is. En dat je kind zelf mondig genoeg is om zichzelf te redden.

Kinderen moeten veel. Er zijn meer dan genoeg signalen dat kinderen inmiddels vanaf de kleuterklas chronisch overvraagd worden. Met één van de directe gevolgen daarvan krijg ik veel te maken: faalangst.

Faalangst ontstaat wanneer het oer-gedeelte van ons brein besluit dat niet voldoen – falen – direct levensgevaar betekent. Dat kan ontstaan door een traumatische ervaring, zoals uitgelachen worden op het schoolplein om iets wat je met de beste bedoelingen deed of zei. Maar ook door de druk die van buitenaf op je gelegd wordt.

Neem cito-toetsen. Er zal geen leerkracht zijn die kinderen daar bang voor maakt. Althans, dat is niet wat ik aan feedback van mijn faalangst-cliënten krijg. Leerkrachten lijken er veel nadruk op te leggen dat die cito maar een momentopname is en dat er veel meer factoren zijn die bepalen waar je straks terecht komt.

Leerlingen onderling is een heel ander verhaal. Ze maken elkaar wijs dat je eigenlijk al verdoemd bent als je VMBO getest wordt. Wát een druk!!

Kinderen zijn totaal egocentrisch en nog niet bezig met wat een opmerking of aktie doet met een ander. Dat is logisch. Het jonge leven is uit op één ding: groter groeien. Met voldoende voedsel. Alle aandacht voor hem/haar. En op die manier zoveel mogelijk kans om sterk groot te worden om hoog in de stam-rangorde terecht te komen. Dat is heel oer en heel logisch en heeft niks te maken met kwade bedoelingen. Zo werkt het kinderbrein.

Ben jij als kind gevoelig voor dat meetlint waarmee jij steeds met anderen vergeleken wordt, dan is dat een traumatische ervaring. En traumatische ervaringen branden zichzelf in ons oer-brein. Dan wordt dat meetlint ineens levensbedreigend.

Natuurlijk. Je verstand vertelt je echt wel dat het onzin is. Je omgeving vertelt je dat het onzin is. Mensen die van je houden doen juist hun best het tegendeel te bewijzen. Om jou te overtuigen dat je echt wel de moeite waard bent en dat dat gevaar er niet echt is.

Ze winnen het NOOIT van het oer-brein. Levensgevaar is levensgevaar. Dat is oer. Niet gebaseerd op verstand maar puur op overleven. Superhandig wanneer je weg moet springen voor die leeuw achter je. Of wat meer hedentijds: die rijdende auto. Niet handig als je in de klas zit met je hartslag op 180 en zwetende handen en een misselijk gevoel en knallende koppijn.

(wil je meer weten over dat oer-brein, dan kun je googlen op ‘fff reaktie’ en ‘amygdala’.)

Wat je als ouder kunt doen om een kind met faalangst te helpen:

  • Maak uitsluitend gefundeerde complimenten. Complimenten met als bedoeling je kind zich beter te laten voelen werken averechts. Mensen met faalangst leggen hun eigen prestaties langs een héél strikt meetlint. Ze weten echt zelf wanneer iets niet zo goed was. Zeggen dat dat wél heel goed was, maakt vooral dat je kind zich niet serieus genomen voelt. Heb het in zo’n geval liever over het gevoel dat iemand aan een aktie heeft overgehouden. Ergens niet tevreden over zijn is een legitiem gevoel. Ookal heb je er als ouder wél van genoten. Of ben je wél trots. Dat mag je overigens best uiten. Maar presenteer jouw ouderlijk gevoel niet als feit. Je kind kan zich er heel anders over voelen. Vervang ‘dat WAS hartstikke goed’ door ‘Ik heb genoten’.
  • Relativeren mag. Als je kind zich zorgen maakt over een proefwerk zijn de volgende vragen mogelijk behulpzaam: ‘Heb je je goed voorbereid?’ (verdeeld over een aantal dagen de stof doorgenomen en het huiswerk bijgehouden) ‘Zorg je goed voor jezelf?’ (na een hele avond chips en cola presteer je anders dan wanneer je voor gezondere dingen kiest en op tijd naar bed gaat. Ook pauzeren en een stukje met de hond wandelen in plaats van vijf uur achter elkaar stressen over je proefwerk hoort bij goed voor jezelf zorgen) ‘Heb je gedaan wat je kon?’ (meer dan je best kun je namelijk niet doen) → Dan is het gewoon goed. Krijg je dan alsnog een onvoldoende, dan draait de wereld nog steeds door.
  • Bij serieuze gevolgen van faalangst is een vorm van therapie onvermijdelijk. Op scholen wordt vaak een faalangsttraject afgelegd. Een psycholoog kan helpen. Ikzelf mix een aantal alternatieve therapieën (Quantum Touch, mindfulness en Sensi-therapie) met westerse (cognitieve) therapie. Ik gebruik muziek en zingen om bedreigende situaties na te bootsen en dicht bij de emotie te komen, om mijn cliënten op deze manier te laten analyseren wat er precies gebeurt en hoe je daarmee omgaat. Met al hele positieve resultaten.
  • Ben NOOIT bang om hulp te vragen. Dat kan al door met een docent/leerkracht te gaan praten. Communiceren is zó belangrijk!

Onderschat voeding niet! Voorál suiker! Bij teveel suikerinname (en daar hoort een boterham met chocopasta bij het ontbijt ook bij, of een bordje cornflakes met suiker) stijgt de suikerspiegel in het bloed snel. Ons lichaam maakt daar meteen korte metten mee door insuline af te geven. De suikerspiegel daalt zo ook weer snel. Bij een bepaalde ondergrens is het lichaam wéér heel handig: met behulp van een puf adrenaline wordt snel wat suiker vrijgemaakt –> suikerspiegel stijgt snel en het proces herhaalt zich.

Een te hoge suikerspiegel geeft een stressgevoel. Bij een te lage suikerspiegel maakt de vrijgekomen adrenaline ook dat je een stressgevoel ervaart. Welke weer gevolgd wordt door een hoge suikerspiegel. Stress dus!

Zorg voor langdurige suikers in de vorm van volkoren brood met hartig beleg en zoet in de vorm van appelstroop. Geen snoepgoed op de boterham in de vorm van hagelslag, chocopasta etc.. Tussendoor ook verantwoord eten en ook regelmatig iets tussendoor. Drink water en thee en vermijd koffie en frisdrank. Energydrank is helemáál uit den boze!! Zo blijft de suikerspiegel binnen de marges en ervaar je minder voedings-stress: puur lichamelijke stress, welke NIKS met faalangst te maken heeft! Dus totaal onnodig is!

Heel veel succes en blijf communiceren. Stel vragen en ben duidelijk.

Petra.

Mindfulness, een peuter en een tweeling.

Mindfulness, een peuter en een tweeling.

Kan dat? Dat vraag ik me wel eens af. Er is veel te doen over mindful zijn. Als je er in de Happinez of Flow over leest, lijkt het een soort gevoelsmatig walhalla. Je maakt je geen zorgen, je leeft in het hier en nu. En door sommigen wordt het geïnterpreteerd als dat er geen zorgen mógen zijn. Zo zit het natuurlijk niet. Gelukkig zijn is misschien een tikkie een te zwaar beladen doel geworden in deze maatschappij. Je leest op facebook de succesverhalen. Zeker ook in moederland. Baal je eens ergens goed van, dan staat het draadje vól met goede adviezen om zo snel mogelijk weer boven in dat rad van fortuin te zitten.

Zou ongelukkig zijn dan niet mindful zijn? Of een megadrukke dag vol kinderen en een partner die vanalles van je willen? Het overal tegelijk moeten zijn, omdat naast die kindjes ook het leven gewoon doorgaat? En je werk voorbereid en afgemaakt moet worden.

Even terug dus naar wat mindfulness in mijn beleving is: het zonder oordeel in het hier en nu zijn.

In mijn leven betekent dat dus dat ik voor kennisgeving aanneem dat het hier druk is. Dat ik van ’s morgens zeven uur tot ’s avonds de laatste fles in dienst sta van drie kindjes. En dan wil mijn man ook nog aandacht. Mindful in dat leven staan betekent dat ik het neem zoals het komt. Ik moet zeggen dat het me prima lukt van de kleine dingen te genieten. Niet op zaken vooruit te lopen. Want ja, die chaosmomenten zijn er op een dag. Dat drie kinderen tegelijk NU iets van je willen en dat laten merken met alle passie die ze in zich hebben.

Trixie was onze hond. Een Jack Russell terriër die veel te jong gestorven is. Wij kennen hier thuis ‘het Trixie-effect’. Ik ging altijd zonder riem met haar wandelen. Al sinds ze een pup was, had ze alleen oog voor mij en voor de stok die ik vasthield en weggooide. Geen riem nodig. Ik was er zo aan gewend dat ze luisterde, dat ik daar op een gegeven moment niet meer over nadacht.

Tot mijn man in ons leven kwam en ook de hond uitliet. Hij ging er van uit dat ze niet luisterde. En dat deed ze dan ook niet. Niet zozeer omdat hij mij niet was. Maar omdat hij met heel zijn lichaamstaal en intentie aangaf dat ze niet moest luisteren. Als je iets zelf niet gelooft, waarom zou een ander – en zeker een intuïtief aangelegd dier zoals een hond – dat dan wel doen?

Zo is dat ook met kinderen. Als je niet mindful bent. Dus al bezig bent met huilbuien en toestanden die zullen komen. Er vanuit gaat dat onze peuter vast niet zal luisteren wanneer het juist wel even nodig is, omdat je je handen veel te vol zult hebben aan twee babies. Tja. Wat voor intentie stuur je dan de kosmos in?

Wat mij helpt zo veel mogelijk mindful te blijven in deze belachelijke tijden is de vraag: ‘wat kan ik er nu aan doen?’. Ik ben ook mens. Ik dwaal ook af naar dingen die fout kunnen gaan, omdat dingen in het verleden fout zijn gegaan. Twéé plekken waar ik NU niet ben. Nutteloos energieverbruik om de zorgen van die plekken in het NU te hebben.

Heel praktisch: hoe doe je dat in alle hectiek? Want gedachten overvallen je nou eenmaal. Zorg dat je je aandacht HIER hebt. Dat kun je al heel makkelijk trainen wanneer je bijvoorbeeld een luier verschoont. In plaats van je te concentreren op het zo snel mogelijk voor elkaar krijgen van dat mindere klusje, concentreer je je op wat je ziet, voelt, ruikt (niet altijd even fijn 🙂 ) en ga je aan je baby vertellen wat je allemaal aan het doen bent. Zo heb je een bijzonder contactmomentje met je baby, terwijl je iets totaal nuttigs aan het doen bent. Mindful en wel. Huilt je andere baby? Pech. Je bent maar één persoon en de baby met wie je bezig bent verdient een ouder met aandacht voor wat hij/zij met je aan het uitvoeren is. Kost je hooguit vijf minuten en daarna komt de andere baby aan de beurt. Met net zoveel aandacht.

Denk eraan: gedachten zijn krachten. Wat je aandacht geeft, groeit. KIES wat je van je kostbare aandacht voorziet. Volgens mij is met aandacht een poepluier verschonen vele malen zinvoller dan je druk maken over wat mógelijk allemaal fout zal gaan! Als je leert je gedachtes te kiezen, merk je dat TOEN en DAN steeds wat minder belangrijk worden in het NU.

Vind de juiste zangdocent(e).

Vind de juiste zangdocent(e) in 7 stappen. Het is niet zo moeilijk 🙂 Vertrouw op je gevoel en realiseer je: jij betaalt! Daar mag je wat voor terug verwachten!

Hoe zoek/vind ik de juiste zangdocent?

1: Youtube! Maak een lijstje van alle zangdocenten in je buurt en zoek ze op op youtube. Je wil les van iemand die jou verder kan helpen → zoek dus naar een docent die kan wat jij wilt kunnen.

2: Neem proeflessen. Veel docenten bieden een gratis proefles. Gebruik dat!

3: Ben kritisch! Jij betaalt! Je betaalt niet om afgekraakt te worden. Je betaalt om een stapje verder te komen en daar BLIJ van te worden. Muziek is gevoel. Wil je met dat gevoel leren werken, dan moet je je veilig voelen en niet bekritiseerd. Feedback is prima op een opbouwende manier te formuleren. Negativiteit hoort niet in een les thuis!

4: !!!!! Een zangdocent MOET jou kunnen begeleiden !!!!! Steeds vaker poppen zangdocenten op die je vragen een usb-stick met een karaoke mee te nemen. NIET DOEN! Op het conservatorium doen zangstudenten examen piano. Die docenten komen van het conservatorium af met minstens genoeg niveau om jou een fatsoenlijke basisbegeleiding te bieden.

Muziek maak je samen! Muziek is communiceren! Karaokes kun je thuis gebruiken om lekker mee te oefenen. Van een zangdocent mag je EISEN dat je begeleid wordt. Anders heb je maar een halve zangles! Jij betaalt!

5: Bedenk wat je wil leren. Heb je een favoriete stijl? Of wil je je juist heel breed scholen? Zing je voor de lol? In een band? Wil je naar een vervolgopleiding? Zoek een docent die biedt wat jij wil leren. Nogmaals: youtube is behulpzaam! Ook websites zeggen je veel over wie iemand als docent is.

6: De klik! Als jij talent hebt en je vindt een docent die jou weet te prikkelen je grens te verleggen, dan heb je een goeie! Ga je de les uit met vleugels? Top! Verlaat je de les en ben je voor een week goed aan het denken/onderzoeken gezet? Geweldig!

Verlaat je de les met het idee dat je er niks van bakt? Omdat je kritiek gehad hebt, maar nu nog niet weet wat je nou precies moest doen? Besteed hier geen cént meer aan!! Een docent is opgeleid om jou verder te helpen! Daar hoort een stevige portie didactiek bij. Als een docent het jou niet uitgelegd krijgt, is dat NIET jouw docent.

Jij betaalt! Verwacht daar ook wat voor terug! Op zijn minst een heel positief gevoel en het idee dat je na je les weer lekker een weekje verder kunt.

Petra.